De Nieuwlandse kerk heeft nog maar betrekkelijk kort een orgel. In 1899 werd er in de kerkenraad voor het eerst gesproken over de aanschaf van een orgel, vóór die tijd was er geen. Pas op 15 juni 1908 viel het definitieve besluit om er een aan te schaffen. Op 3 augustus van dat jaar legde de “fa. Kruse Orgelfabrikant te Leeuwarden” zich per brief vast het orgel te leveren voor ƒ 2300, inclusief de kosten van de plaatsing. Een bestek van de bouw is niet meer aanwezig. In dit verband is het bestek van het Leerbroekse orgel interessant, dat wel bewaard is gebleven. Het gaat over een orgel van exact dezelfde dispositie, maar toch zit er een tijdsverloop van 10 jaar tussen de bouw van beide orgels! Een week later kreeg G. van Dijk, timmerman te Nieuwland, opdracht voor de bouw van de orgeltribune, terwijl de onderbouw door A. Verduin uit Nieuwland werd gemaakt. Op 18 september ging de opdracht voor het verfwerk naar K. Verschoor Mzn., schilder alhier. Het orgel werd gebouwd aan de Oostkant, in het koor, op een tribune boven de ingang en het werd op 25 november gekeurd door de heer van Bonzel, Muziekonderwijzer te Leerdam. Op de 29e november 1908 werd het ingewijd door ds. Tj. J. Wielinga naar aanleiding van 1 Sam. 16 vers 17.
Het orgel is dus gebouwd door het bedrijf van de orgelbouwer J.F. Kruse te Leeuwarden. Johan Frederik Kruse werd geboren in Zeist in 1848 en overleed in Leeuwarden in 1907. Hij was de schoonzoon van Willem Hardorff (1815-1899), die een orgelmakersbedrijf had. Deze had het bedrijf van Willem van Gruisen voortgezet rond 1846. De grootvader van Willem Hardorff (M.H. Hardorff), treffen we aan in het beroemde orgelmakersbedrijf van A.A. Hinsch.
Kruse was werkzaam in het bedrijf van zijn schoonvader. Vanaf ongeveer 1880 zette hij het bedrijf zelfstandig voort. Na zijn dood in 1907 werden de nog lopende zaken afgehandeld door de Gebr. Adema. Daar was dus ook het Nieuwlandse orgel bij. Andere Kruse-orgels zijn onder meer te vinden in Rossum (1899), in Zeeuws-Vlaanderen (Cadzand 1902 en Groede 1903) en in het Noorden van het land, onder andere in Oostermeer (Fr.). Ook de kerk van Leerbroek had een Kruse-orgel, zoals hierboven al gemeld, maar dat is bij de kerkbrand in 1935 verloren gegaan. Het werk van Kruse staat nog in de traditie van de Friese orgelmakerijen: kas, windwerk en regeerwerk in dit orgel getuigen daarvan. Het pijpwerk betrok Kruse van elders, een rond de eeuwwisseling ook door andere orgelmakers gevolgde praktijk. De wat conservatieve Kruse leverde nog ambachtelijk werk, wat in die tijd toch bijzonder was, gezien de bewondering die men had voor de technologie. Het ambachtelijk werk was in groot gevaar. Het instrument in Nieuwland ademt enerzijds nog de geest van de kunstzinnigheid en degelijkheid van de 19e eeuwse friese orgelbouw, anderzijds heeft het enkele kenmerken die wijzen naar een later tijdperk. Een kenmerk van de latere orgels van Kruse is de hoorn des overvloeds die in de vleugelstukken voorkomt.
In de jaren 1955 – 1957 vond er een ingrijpende restauratie van het kerkgebouw plaats. Het orgel werd gedemonteerd, opgeslagen, gerepareerd en weer opgebouwd door J. de Koff en Zn. te Utrecht. Het werd toen aan de Westkant tegen de toren, op een gaanderij geplaatst. Bij de latere restauratie van de kerk in 1983 werd ook de toestand van het orgel bekeken. De Orgelcommissie der Nederlands Hervormde Kerk werd er ter advisering bij betrokken. De gecommitteerde van deze commissie, de heer A. van Beek, onderzocht het orgel en constateerde dat het nagenoeg in de oorspronkelijke staat verkeerde en restauratie verdiende. De Fa. Flentrop te Zaandam voerde de restauratie uit. De windlade werd volledig gerestaureerd, het pijpwerk waar nodig hersteld, het mechaniek geheel nagezien en gerepareerd, de balg werd op een aantal plaatsen gedicht en er werd een nieuwe ventilator geplaatst. Er werd ook een Cornet IV discant op een kantsleep toegevoegd, afkomstig uit het orgel in de Grote Kerk te Edam, die daar omstreeks 1895 door de orgelmaker Jurriaans werd geplaatst. In de zeventiger jaren werd deze stem in het kader van een restauratie uit dat orgel verwijderd, omdat zij niet in het veel oudere instrument paste. Het register past echter wel bij het pijpwerk van het Nieuwlandse orgel. Het uiterlijk van het orgel werd verfraaid. De orgelmakers polijstten de frontpijpen en verguldden de labia. Het schilderwerk en het aanbrengen van het bladgoud werden verzorgd door Schildersbedrijf Evert Vink in Leerdam. Op 11 februari 1984 werd het orgel weer aan de Kerkvoogdij overgedragen. Sindsdien is het in onderhoud bij de Fa. Flentrop Orgelbouw B.V. te Zaandam: een jaarlijkse stem‑ en onderhoudsbeurt.